MIHARUKI MURAKAMI: DE OLIFANT VERDWIJNT

En toen ging ze mandarijntjes pellen. Met ‘mandarijntjes pellen’ bedoel ik letterlijk mandarijntjes pellen. Aan haar linkerhand stond een glazen schaal boordevol mandarijntjes, en aan haar rechter een bak om de schillen in te doen - dat was het idee. In werkelijkheid was er niets. Ze nam zo’n denkbeeldig mandarijntje in haar hand en pelde het langzaam, stak een partje in haar mond, zoog het leeg en spuwde het schilletje uit in haar hand, en als ze een mandarijntje op had, wikkelde ze alle schilletjes in de grote schil en deponeerde die in de bak aan haar rechterhand. Deze handeling herhaalde ze talloze malen. Als je het in woorden uitlegt, lijkt het niet veel bijzonders. Maar wij stonden aan de bar gewoon wat te babbelen, en al die tijd - tien, twintig minuten lang - pelde zij mandarijntjes, bijna zonder het zichzelf bewust te zijn. Toen ik het voor mijn ogen zag gebeuren, kreeg ik langzaam maar zeker het gevoel alsof de realiteit van de dingen om me heen werd weggezogen. ‘Je hebt talent’, zei ik. ‘O, dit stelt niks voor. Hier heb je helemaal geen talent voor nodig. Je moet niet proberen je in te beelden dat die mandarijntjes er zijn, je moet juist vergeten, dat ze er níét zijn. Dat is alles’. ‘Dat klinkt als zen’. Vanaf dat moment mocht ik haar wel.